Wir werden zwei wichtige unregelmäßige Verben besprechen: zijn (sein) und hebben (haben). In den folgenden Schemata sehen Sie die Gegenwarts- und Vergangenheitsform:
Zijn (Sein)
ik ben/was
jij, je, u bent/was
*Ben jij?
hij, zij, ze, het is/was
wij, wir zijn/waren
jullie zijn/waren
zij, ze zijn/waren
Anmerkungen:
1. Wenn der Satz in der Du-Form (Jij, je, u) und als Frage formuliert ist, ändert sich das Verb. Diese Regel des Verbwechsels gilt nur für die du-Form. In den meisten Fällen nimmt man das -t am Ende weg: Jij bent. > Ben jij?
Hebben (Haben)
ik heb/hatte
jij, je, u hebt/hatte
*Heb jij?
hij, zij, ze, het heeft/had
wij, we hebben/hadden
jullie hebben/hadden
zij, ze hebben/hadden
Anmerkungen:
1. Wenn der Satz in der Du-Form (Jij, je, u) und als Frage formuliert ist, ändert sich das Verb. Diese Regel des Verbwechsels gilt nur für die du-Form. In den meisten Fällen wird das -t am Ende gestrichen: Jij hebt. > Heb jij?
ZIJN:
Ik ben pas in December jarig.
Was jij vorige week in Amsterdam?
Hij is ´s avonds erg moe.
Zij was twee uur lang op het sportveld.
Wij waren erg blij met de nieuwe werkvloer.
HEBBEN:
Ik heb twee auto´s in de garage.
Jij had mijn dochter in het park gezien?
Hij heeft een kat die van de straat komt.
Jullie hadden de presentatie in de kantine.
Ze hebben een grote overwinning met het voetbal.
Ik ____ in de badkamer.
Jullie ____ een lange dag op
het werk.
Wie ____ die meneer ook
alweer die daar staat?
Wat een rommel. Ik ____ het
helemaal zat.
Jij ____ vorige week een
examen, toch?
We ____ deze chocoladetaart
op de tafel.
Ze ____ al tien dagen alleen
in het huis.
Mijn laptop ____ grote
krassen op het scherm.
Anita ____ een mooie rode
bloemenjurk.
De voetballers ____ gisteren
veel honger na de wedstrijd.
Vervelend! Ik ____ al drie
dagen jeuk op mijn rug.
Vorig jaar ____ ze samen op
reis in Duitsland.
Wat ____ jij? Je gezicht is
rood en opgezwollen.
We ____ boos op de
directrice van de school.
Ik ben in de badkamer.
Jullie hebben een lange dag op
het werk.
Wie is die meneer ook
alweer die daar staat?
Wat een rommel. Ik ben het
helemaal zat.
Jij had vorige week een
examen, toch?
We hebben deze chocoladetaart
op de tafel.
Ze is al tien dagen alleen
in het huis.
Mijn laptop heeft grote
krassen op het scherm.
Anita heeft een mooie rode
bloemenjurk.
De voetballers hadden gisteren
veel honger na de wedstrijd.
Vervelend! Ik heb al drie
dagen jeuk op mijn rug.
Vorig jaar waren ze samen op
reis in Duitsland.
Wat heb jij? Je gezicht is
rood en opgezwollen.
We zijn boos op de
directrice van de school.
We believe that honesty and integrity are rewarded over the long run.
Our collaborators and we have a great passion for what we do.
The customer is at the center of all we do.
Together with LENGO you can master any language. Get our app now and get started right away.
Lose yourself in numerous categories.
We offer various ways you can become a part of LENGO. Find out how you can collaborate with us to improve how people learn languages around the world.